Het schijnt, dat dit hun eerste samenwerkingsproject is, van Gilbert en Sullivan. Sir Arthur Sullivan, hij is geestig. ‘Een typisch geval’. En toch, hoe simpel het lijkt, hij kent wel zijn klassiekers. En hij is geraffineerd, is in staat om in 2, 3 seconden een sfeer neer te zetten. Ongelofelijk, waarvan iedereen zal zeggen: “Ja, dat kan ik ook. Zo simpel, zo voorstelbaar.” Dat klopt. Het is geniaal, komisch, comedy ten top.
Veel genialiteit zit bij Sullivan in het gebruik van het zogenoemde Harmonisch Ritme. Eenzelfde effect als waar het succes van de triomfmars van Verdi uit Aïda op is gebaseerd.
We zijn het ons niet dagelijks gewaar, maar op de achtergrond van de klinkende muziek begeeft zich nog een heel ander spel dat ons onderbewuste voortdurend beïnvloedt, en dat is het Harmonisch Ritme.
En juist in het gebruik van het Harmonisch Ritme is Sullivan geestig en stuwt hij de luisteraar toch weer iedere keer tot vervoering. Iedere harmoniewisseling kleurt de werkelijkheid. Iedere harmoniewisseling betovert de achtergrond, waardoor de realiteit toch steeds verkleurt.
De ouverture
Gek genoeg is niets van de ouverture terug te vinden in de rest van de partituur. Het is ook geen ouverture, het is een korte muzikale inleiding.
Het begint:
Tiedelim ti dim ti- dim poem
Een bizar lijntje, het begin van een bizar verhaal. Het bizarre lijntje komt 4 keer voor, in schema: A B A C. Veelvuldig door Sullivan toegepast‚ En meestal is Sullivan in zijn C zin het meest geniaal. Daarin bespeelt hij de luisteraar met grote kennis van zijn klassiekers.
Terug naar het stuk.
Na 16 maten, hoe logisch, hoor je het doek op gaan.Je hoort het beeld. En daarin hoor je veel onrust, drukke onrust. Wat is er aan de hand? Wij bevinden ons in de rechtszaal. Het is 10 uur en de spanning wordt bijna teveel. Hoe gaat de zaak tussen Edwin en Angelina aflopen?
Het koor begint te vertellen. De bassen zijn onvermurwbaar, blijven standvastig bij hun punt. En houden dus stug hun toon vast, ook al heeft de rest af en toe een andere mening. En zo ontstaat er in de eerst acht maten dus het Harmonisch Ritme.
Om en om, Harmonie en Disharmonie.
Dan neemt de deurwaarder het woord, muzikaal opvallend. De deurwaarder en de muziek spelen legato en worden daarna door het orkest staccato geïmiteerd. En iedere keer als het koor reageert, buldert de deurwaarder om Orde en Rust.
Opkomst van de gedaagde‚.
Reactie van het koor: Aha, Poeh, Monster, maak je borst maar nat! Voor het eerst in het verhaal is er sprake van een mineur toonsoort. Het ziet er inderdaad slecht uit voor de gedaagde, muzikaal tenminste. Na zijn opkomst hoor je de gedaagde zijn gitaar stemmen in het orkest.
Nu ik dit zo op zit te schrijven denk ik ‘Sullivan maakt dus gebruik van heel simpele affecten.’ Affectenleer is de leer van muzikale wetten, gelijk de wetten van een gebouw, technieken in de schilderkunst. En die zet Sullivan dus heel mooi, in een paar tonen neer. Pats boem, Raak. Je weet meteen wat er aan de hand is muzikaal.
Caspar van der Vinne